Meneer Spiegelenberg is een actieve, reislustige kweker. Hij bezocht een aantal uithoeken van de wereld, op zoek naar bijzondere zaadjes voor nieuwe soorten pompoenen. Tien jaar geleden bezat hij een verzameling van meer dan 450 soorten pompoenen, de grootste collectie van Europa. Een van zijn laatste reizen deed hij samen met zijn vrouw. Dat viel haar achteraf erg zwaar. Later werd duidelijk waarom. In 2015 werd bij haar de ziekte van Alzheimer geconstateerd. Een flinke klap.
“Ergens had ik het aan zien komen. Als ik er achteraf zo over nadenk waren de eerste tekenen een aantal jaren geleden al wel aanwezig. Maar toch. Toen we de diagnose kregen kwam het alsnog hard aan. Zo zie je maar weer, het leven is betrekkelijk. Ik ben blij dat we die reis toch nog samen hebben gemaakt.”
“Toen we wisten wat er aan de hand was ben ik meteen gretig op zoek gegaan naar informatie. Want ja, wat staat me allemaal te wachten? Ik wist helemaal niks van de ziekte van Alzheimer, dus bezocht ik het één na het andere Alzheimercafé om mezelf maar zoveel mogelijk voor te kunnen bereiden op de toekomst. Niet alleen op die van mij, maar vooral ook op die van mijn vrouw. Om er samen zo goed mogelijk mee om te gaan en er wat van te maken.”
“Ik ging me ook afvragen wat te doen als haar Alzheimer betekent dat mijn leven zich alleen binnenshuis af zou gaan spelen. Ik ben een echt buitenmens en voor het ochtendgloren al in de tuin en in de kas bezig met de laatste planten, groenten en pompoenen die ik nog heb. Begrijp me niet verkeerd, ik hou met heel mijn hart van mijn vrouw, maar zo kan ik niet leven. Gevangen in mijn eigen huis. Maar dat is gelukkig nog niet aan de orde. Mijn vrouw houdt ervan om wat te rommelen en te puzzelen in het huis. En zo vermaakt ze zich opperbest. Het klinkt gek maar ons geluk is dat ze een hekel heeft aan koken en dus het gasfornuis niet aanraakt. Zo ontstaan er ook geen onveilige situaties. Ik laat haar zonder zorgen lekker haar gang gaan en ik ga mijn eigen gang. En dan tussendoor drinken we gezellig koffie, zitten en eten we samen en doen we het huishouden. Zoals we altijd deden.”
“De thuiszorg komt een aantal keer in de week. Met de verpleegkundigen van de thuiszorg had ik het over de Dagvoorziening. Dát kon misschien wel wat voor haar zijn. Ze houdt van een babbeltje, spelletjes doen en ze is heel creatief. Ik stelde het haar voor, want alleen maar in een hoekje puzzelen leek mij ook niet goed. Op de Dagvoorziening heeft ze sociaal contact, speelt ze spellen om haar geheugen te blijven trainen en wordt ze creatief uitgedaagd. Als ik haar ophaal vraag ik haar weleens wat ze gedaan heeft. Dat blijft natuurlijk niet vaak hangen. Maar dat hoort er nu eenmaal bij en is niet erg. Door haar verhalen op de terugweg weet ik dat het haar geluk brengt.”
“Eerst wilde ze helemaal niets van de Dagvoorziening weten. Dat is met alles zo wat ik haar voorstel. Als ik ergens met haar heen zou willen, bijvoorbeeld naar een kledingwinkel, is het altijd nee. Zelfs als haar kledingstukken helemaal op zijn. Maar als de zorg het haar vraagt of voorstelt, is het prima. Daar heb ik het weleens moeilijk mee. En met de strubbelingen van tijd tot tijd. We hadden bijvoorbeeld woorden over de was, dat zonder te wassen in de droger verdwijnt. Of zaadjes van een tomaat die in de prullenbak belanden terwijl ik haar net heb gezegd dat ik die wilde bewaren. Door haar ziekte is ze niet meer mijn gelijke, waar we helemaal niks aan kunnen doen. Zij vergeet zelf gelukkig dat ze vergeet. Maar ik ben ook maar een mens, ik kan niet alles binnenhouden. Gelukkig weet ik er steeds beter mee om te gaan. Mede door het erover te hebben met de thuiszorg, de begeleiders op de Dagvoorziening en de casemanager. Bijvoorbeeld als er iets is dat zij beter dan ik met haar kunnen bespreken. Want ik weet dat bij haar, vreemde ogen dwingen. Zo zorgen we samen voor het beste voor mijn vrouw. Omdat ik weet dat zij dat later zelf ook in zal zien. En natuurlijk had ik me mijn oude dag anders voorgesteld. Maar het geeft me heel veel rust dat we het zo samen nog redden en dat ze het naar haar zin heeft op de Dagvoorziening.”